Wildwest in de claimindustrie
Een dure NS-jaarkaart zónder dat je een zitplek hebt in de trein. Een auto met een sjoemelmotor. Biologische ham, die helemaal niet biologisch blijkt te zijn. Of een telefoonabonnement met verborgen kosten. Wie als consument een kat in de zak koopt of benadeeld wordt hoeft niet hulpeloos toe te kijken, of een eenzame strijd te voeren tegen de almachtige multinational. Claimstichtingen werpen zich steeds vaker op als hoeder van het consumentenbelang. Met massaclaims proberen zij banken, verzekeraars en andere grote bedrijven op de knieën te krijgen. Het kost de gedupeerde consument vaak niks, of hooguit een paar tientjes. In ruil moet hij bij succes een percentage van een eventuele schadevergoeding afdragen aan de claimstichting.
Consumenten weten de weg naar de tientallen claimstichtingen in ons land steeds beter te vinden. Op dit moment hebben een half miljoen Nederlanders zich bij zo’n organsiatie aangesloten, en samen claimen ze zo’n 1,6 miljard euro, becijferde de Volkskrant onlangs.
Geliefd bij de getilde consument, gehaat door het grootbedrijf. Maar wie schuilen er eigenlijk achter die claimorganisaties? Wat zijn hun motieven en belangen? Hebben ze zelf hun zaakjes op orde? En hoe verweren de grote ondernemingen die doelwit zijn zich tegen de luizen in hun pels?
Het is donderdag 1 oktober 2009, 7.45 uur. Nederland ontwaakt. Financieel activist Pieter Lakeman schuift aan in het ochtendprogramma ‘Goedemorgen Nederland’, en komt met een uitspraak die het land in rep en roer brengt. Hij roept rekeninghouders van DSB op hun geld zo snel als mogelijk van de bank te halen. Zijn oproep vindt massaal gehoor. Met fatale gevolgen: de bank valt om. Terwijl politiek, toezichthouders en curatoren proberen te redden wat er te redden valt, duiken zelfbenoemde claimexperts als haviken op de spreekwoordelijke prooi. Talloze belangenbehartigers stappen naar voren om het voor de benadeelde DSB-klanten op te nemen. Curator Rutger Schimmelpenninck ziet het met lede ogen aan. “Iedereen kan in één dag een stichting oprichten”, blikt hij later terug op de website van de Orde van Advocaten. “Zonder dat er enig toezicht is op deskundigheid of beloningsafspraken. Het risico bestaat dat gedupeerden in verkeerde handen vallen en zo opnieuw benadeeld worden.”
Zijn de gevaren écht zo groot als Schimmelpenninck omschrijft? Hoewel er de afgelopen jaren een wildgroei is ontstaan aan claimstichtingen zijn er amper noemenswaardige incidenten bekend. Al springt er de afgelopen maanden wel één affaire uit: de controverse rond de stichting Loterijverlies. Die stichting boekte na jaren van procederen een klinkende overwinning op de Staatsloterij: de Hoge Raad gaf Loterijverlies gelijk in de stelling dat de loterij spelers jarenlang op het verkeerde been had gezet door de winstkans te hoog voor te spiegelen. Maar de glorieuze zege in de rechtszaal lijkt vergeten nu Loterijverlies zelf onderwerp is geworden van discussie. Oprichter Ferdy Roet wordt ervan beschuldigd een groot deel van de miljoenen die de 194.000 bij hem aangesloten leden hebben ingelegd, te hebben weggesluisd via schimmige vennootschappen in belastingparadijzen.
“Behoort het tot de mogelijkheden dat u naar Guernsey komt? Dan kunt u zien waar wij werken.” Ferdy Roet verrast met zijn uitnodiging om zelf een kijkje te komen nemen op het belastingvriendelijke Kanaaleiland. Maar als de uitnodiging is aanvaard en de tickets zijn geboekt, zegt Roet het interview via zijn advocaat plotseling af. “In overleg met de directie van Loterijverlies is thans ten behoeve van de stichting de beslissing genomen dat een interview met de heer Roet niet zal plaatsvinden”, mailt advocaat Mark Raaijmakers. Tot een echt gesprek komt het niet meer:
Roet probeert het beeld via Raaijmakers wel nog aan alle kanten bij te stellen. Dat hij zich op het belastingvriendelijke Kanaaleiland Guernsey heeft gevestigd is, zo laat hij in een schriftelijke reactie weten, niet meer en minder dan een “strategie”. Ook weerspreekt Loterijverlies opnieuw dat er geld in eigen zak is gestoken. “Elke ingelegde euro is en wordt besteed ten behoeve van de zaak Loterijverlies. De kosten waren in 2012 hoger dan het opgebrachte inschrijfgeld.”
Het schuiven met gelden, het verhuizen naar een belastingparadijs. Loterijverlies heeft de schijn op het moment behoorlijk tegen. Dreigt hier niet precies de situatie te onstaan waarvoor DSB-curator Schimmelpenninck eerder expliciet waarschuwde? Worden gedupeerde consumenten een tweede keer ‘gepakt’?
Advocaat Jurjen Lemstra en communicatieadviseur Rob Okhuijsen wezen eerder ook al op dat risico. Zij namen in 2011 het initiatief voor de zogeheten Claimcode, een set regels en afspraken die ‘goed bestuur’ en ‘financiële hygiëne’ van claimclubs moesten waarborgen. De code kwam er, maar met de naleving is het, vijf jaar na dato, beroerd gesteld.
Voor de tweede keer deed de Universiteit van Utrecht onderzoek naar toepassing van de code. De conclusie: bijna tweederde van de 66 onderzochte claimclubs voldoet er niet of slechts in beperkte mate aan. Zij hebben geen raad van toezicht, leveren geen jaarstukken aan en hebben onvoldoende waarborgen om te voorkomen dat gelden van gedupeerden worden weggesluisd. “Het beeld is wel wat verbeterd ten opzichte van 2013”, zegt hoogleraar aansprakelijkheidsrecht Eddy Bauw. “Maar de verschillen zijn groter geworden. Claimclubs die drie jaar geleden goed waren, zijn heel goed geworden. Stichtingen die toen slecht waren zijn dat nog steeds, of zijn nog slechter geworden. Je ziet dat de claimorganisaties zich naar de uitersten van het spectrum bewegen.”
Maar de Claimcode is niet onomstreden in de branche. Pieter Lijesen reageert als door een wesp gestoken op het onderzoek van hoogleraar Bauw. Toch aarzelt hij enige tijd over een interview. De affaire rond Loterijverlies heeft ook hem voorzichtig gemaakt. ”Alleen al als ik in één adem met die man genoemd wordt, is de schade al aangericht”, aldus Lijesen, voorzitter van de stichting Woekerpolisproces, de stichting Renteswapschadeclaim en de stichting Volkswagenaudiclaim. Uiteindelijk stemt hij toch in met een interview, om ook zijn ervaringen met de Claimcode te vertellen. Een code die in Lijesens ogen eerder de multinationals dient dan de consument. Dat zijn stichtingen in het onderzoek slecht scoren is dan ook geen kwestie van kwade wil, maar omdat hij het principieel oneens is met de inhoud en opzet van de code.
“Het is heel makkelijk om vanuit een ivoren toren iets te roepen”, aldus Lijesen, “maar meneer Bauw heeft geen idee van de praktijk. Ik heb de beste man nog nooit in de rechtszaal gezien.” Volgens Lijesen onderschatten de onderzoekers hoe hard het spel wordt gespeeld. Als hij aan alle eisen uit de code voldoet, speelt hij zijn tegenstander alleen maar in de kaart. “Als ik ieder jaar mijn jaarrekening indien dan weet de Rabobank of Nationale Nederlanden precies hoeveel ik in kas heb. Een zaak helemaal uitprocederen kost vijf ton. Als ze weten dat ik dat niet heb dan is het gewoon een kwestie van rekken en traineren, en dan hebben ze hun doel bereikt.”
Ook heeft de code een vrijblijvende status, toch zegt Lijesen er in de praktijk ‘last’ van te hebben. Zo schrijft de code onder meer voor dat er een raad van toezicht moet zijn waarin mensen zitting hebben met ervaring op het gebied van massaclaims, en waarvan er één jurist is en de ander over gedegen financiële kennis beschikt. Alleen Lijesens stichting Renteswapschadeclaim beschikt over een raad van toezicht. “In de rechtszaal gaat het vervolgens eerst een uur over de ontvankelijkheid van mijn stichting. Wordt er twijfel gezaaid over mijn toezichthouders. En er wordt vuil spel gespeeld. In het dossier aan de rechter wordt door de tegenpartij doodleuk een krantenbericht over meneer Roet toegevoegd.” De boodschap die daar volgens Lijesen vanuit moet gaan: ziet u wel, meneer of mevrouw de rechter, daar heeft u weer zo’n graaier…
Maar is Lijesen dan tegen transparantie? “Nee, ik ben niet tegen transparantie. Maar wel achteraf. En dat is wat wij aan onze leden ook beloven. Achteraf geven we verantwoording over alles.” Moeten we hem dan op zijn blauwe ogen geloven? “Of ik mijn werk naar behoren doe wordt maar door één iemand bepaald: door de rechter.”
Hoogleraar Bauw vindt het verweer van Lijesen te makkelijk. “Als je bepaalde voorschriften uit de code niet wil overnemen, dan biedt de code de mogelijheid af te wijken, maar dat dan wel te motiveren. Maar dat gebeurt niet. En als je geen enkel aspect van de code onderschrijft dan is er misschien ook wel wat meer aan de hand.” Is het niet naleven van de code dan meteen een teken dat het foute boel is? ,,Nee, dat kan je niet één op één zo zeggen. Maar de waarborgen om misbruik te voorkomen ontbreken. Mijn advies aan de consument zou zijn: ga niet met zo’n club in zee.
Wie wél aan de Claimcode voldoet is de Vereniging Woekerpolis.nl, die honderdduizend leden telt. En dat niet alleen, de vereniging heeft op haar website vier aanvullende eisen geformuleerd die ze zichzelf oplegt, zoals verplichte controle van de jaarstukken door een accountant en het verdelen van een eventueel overgebleven saldo onder de leden bij opheffing van de vereniging. “We vonden dat de Claimcode nog lang niet ver genoeg ging”, aldus voorzitter Ab Flipse van Woekerpolis.nl. “Dus hebben we onszelf de Claimcode plus opgelegd.” Volgens Flipse zijn de spelregels hard nodig. “Zo’n stichting Loterijverlies is natuurlijk een schrikbeeld. Dat is slecht voor de branche. En ik zie er meer waarvan ik denk: die halen bij hun leden een paar tientjes op, maar wat ze er nou mee doen?”
Toch heeft Flipse ook oog voor de argumenten van Lijesen. “Ik denk dat hij wel een punt heeft als hij huiverig is om inzage te geven in zijn financiën.” Zelf is Flipse er niet zo bang voor. Zijn procedures worden gefinancierd door het kapitaalkrachtige Consumentenclaim, naar eigen zeggen de grootste massaclaimspecialist van het land. Het bedrijf bestaat al meer dan tien jaar. “Woekerpolis.nl is hun enige verlieslatende tak”, zegt Flipse, “die ze financieren met de opbrengsten van hun andere werk. Althans, nu nog verliesgevend. Want ik weet zeker dat ze onze zaak uiteindelijk zullen winnen.”
Maar wat is die Claimcode eigenlijk waard als niemand zich er aan hoeft te houden? Het is een vraag die ook de juristen op het ministerie van Veiligheid en Justitie bezig houdt. Al geruime tijd wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel voor afwikkeling van massaschade. Die moet het voor consumenten makkelijker maken om grote concerns aansprakelijk te stellen, maar moet ook de claimindustrie aan banden leggen. De code zou wel eens wettelijk verankerd kunnen worden, en zelfs nog aangescherpt.
Maar in de branche leven grote zorgen over dat proces. Opnieuw loopt Pieter Lijesen daarin voorop. Hij stuurde vorige week een brandbrief aan minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie en alle Tweede Kamerfracties.
Daarin waarschuwt hij voor de aanbevelingen van een groep juristen die door het ministerie is geconsulteerd. Eén van hun adviezen is: laat de rechter per schadegeval nog maar één organisatie aanwijzen die de belangen van gedupeerden vertegenwoordigt. Een vereiste is verder dat bestuurders van die organisatie aantoonbare ervaring hebben in het voeren van massaclaims. “Een monopolie dus”, aldus Lijesen. “Ik zelf kan er aan voldoen. Maar burgers die samen op eigen initiatief hun recht willen halen kunnen dat straks niet meer.”
Wie zijn die juristen die het ministerie van Veiligheid en Justitie over dit wetsvoorstel adviseren? Lijesen noemt ze in zijn brief. Volgens hem hebben ze nauwe banden met juist de veroorzakers van massaschades. Zo gaat het om advocaten van Alan & Overy en Nauta Dutilh, die veelvuldig optreden voor verzekeraars, banken en andere grote ondernemingen. Twee wetgevingsjuristen, zo schrijft Lijesen, hebben een verleden bij Houthoff Buruma en De Brauw Blackstone, eveneens veelvuldig ingehuurd door de financiële sector. “Het is”, constateert Lijesen in zijn brief aan Van der Steur, “zeer verontrustend te constateren dat zij zich zo dicht bij de wetgveer bevinden. Ik vraag mij dan ook af hoe dit heeft kunnen gebeuren.”
Lijesen krijgt bijval van advocaat Hans Dommerholt, tevens bestuurslid van de Vereniging Woekerpolis.nl. “De kracht van de lobby van deze bedrijven is gigantisch groot. Je ziet het aan de claimstichting die zich in het noorden van het land hard maakt voor gedupeerden van aardbevingsschade. Het eerste dat de NAM in de rechtszaal doet is de representaviteit in twijfel trekken.” Ook Dommerholt maakt zich grote zorgen over de aanbeveling van de juristen om voortaan nog maar één partij de schade te laten claimen. “Ik ben het er mee eens dat het nu wild west is, en dat we van de opportunistische clubjes af moeten die alleen maar geld willen verdienen. Maar we dreigen nu door te slaan naar de andere kant. Als straks alleen maar de klassieke consumentenorganisaties claims mogen afhandelen, als dat een ‘onder ons’ systeem wordt van mensen die elkaar kennen en voortdurend overal tegenkomen, dan zijn we misschien nog wel slechter af dan we nu zijn.”
Eén van de juristen die het ministerie adviseert is Brechje van der Velden, advocaat bij het kantoor Alan &Overy. Ze treedt onder meer op als advocaat voor Volkswagen en importeur Pon in de claims die voortvloeien uit het dieselschandaal. Eén van die claims is afkomstig van Lijesens stichting Volkswagenaudiclaim.
,,Ik sta veel aan de ‘defence’-kant”, zegt Van der Velden. ,,Ik zie sommige claimorganisaties die hun werk hartstikke goed doen, maar ik zie er ook die het vooral doen om er zelf veel geld aan te verdienen. We kennen allemaal wel de voorbeelden van clubjes waarvan de bestuurder in een dure villa woont en onduidelijk is wat er allemaal met de inleg van gedupeerde gebeurt.”
Op een monopoliepositie zijn de adviserende juristen helemaal niet uit, legt Van der Velden uit. “Maar wij willen wel dat de kwaliteit van claimorganisaties gewaarborgd is.” En er speelt nog iets mee, zegt de advocate, waarom het goed zou zijn als er per schadezaak nog maar één claimclub optreedt. ,,Als er meerdere partijen bij betrokken zijn in een schadezaak en een bedrijf sluit met één club een schikking, dan wil je wel zeker weten dat je daarna ook klaar bent. Als voortdurend de dreiging van een nieuwe claim aanwezig blijft dan worden aangeklaagde ondernemingen kopschuw. En dat is ook niet in het belang van de consument.”
Van der Velden wijst de kritiek van de hand dat het ministerie aan de leiband van het grootbedrijf zou lopen. “Er zitten ook vertegenwoordigers van belangenorganisaties in onze groep (ook de Vereniging Effecten Bezitters is door een jurist vertegenwoordig, red.) En daarnaast is onze aanbeveling breed besproken. Iedereen heeft er zijn zegje over kunnen doen, ook consumentenorganisaties.”
Hoe en wanneer de wet wordt aangenomen is nog onduidelijk. Maar volgens advocaat Dommerholt is er een veel fundamentelere verandering nodig. Hij denkt aan een oplossing die zowel de belangen van de consument waarborgt als profiteurs en graaiers de pas af snijdt. ,,Ik vind eigenlijk dat die massaschades helemaal niet in de handen van dit soort clubjes moeten blijven. In de aandelenlease-affaire hebben we de commissie Oosting gehad, bij DSB de commissie Scheltema. Daar werd echt op onafhankelijke wijze naar een oplossing gezocht. Je zou dat in structurele vorm moeten gieten. Net zoals we een Onderzoeksraad voor de Veiligheid hebben, zou er een Onderzoeksraad voor Massaschades moeten komen. Dan ben je af van deze discussie.”