Een spoor van brandende kampongs en stapels lijken
Nederlandse militairen hebben op grote schaal extreem geweld gebruikt tegen Indonesiërs in de periode 1945-1949. Ze gingen meestal vrijuit omdat de top van het leger en justitie en de regering in Nederland misstanden in de doofpot stopten. Rémy Limpach over zijn omvangrijke studie die in boekvorm is verschenen.
Dit fragment komt uit een brief van een soldaat die was gelegerd in Batavia in 1949.
Onderzoeker Rémy Limpach trof het aan in de collectie van het PvdA-kamerlid Goedhart die hij heeft doorgespit. Duizenden documenten uit honderden meters archiefmateriaal heeft hij bestudeerd voor zijn boek ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’. Het vuistdikke boek van meer dan 900 bladzijden wordt vanmiddag in Den Haag gepresenteerd.
Limpach las behalve officiële documenten veel dagboeken en brieven van militairen die werden ingezet tijdens de dekolonisatieoorlog, ook bekend als politionele acties. Limpach: “Putten wordt vaak genoemd als er een represaille was. Een collega was gesneuveld waarop Nederlandse militairen omliggende dorpen met de grond gelijk maakten en soms ook bewoners executeerden als strafmaatregel.”
Een handvol wetenschappers heeft in de afgelopen jaren incidenten onderzocht van mishandeling, folteringen en standrechtelijke executies door Nederlandse militairen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Maar dat onderzoek gebeurde nooit zo veelomvattend als Limpach de afgelopen zes jaar heeft gedaan.
Zijn conclusie: Extreem geweld van Nederlandse militairen, hoog en laag in rang, waren schering en inslag. De legerleiding, koloniaal bestuur en het Nederlandse kabinet lieten de executies, martelingen, verkrachtingen en plat branden van kampongs oogluikend toe. Daardoor ontstond een cultuur van rechteloosheid.
Tot nu toe was het Nederlands regeringsstandpunt over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog gebaseerd op de Excessennota uit 1969. Historicus Cees Fasseur kwam daarin tot 110 gevallen van excessief geweld. Zijn conclusie: er werd extreem geweld gebruikt in incidentele gevallen. Het Nederlandse regeringsstandpunt was tot nu toe hierop gebaseerd.
Het onderzoek van Limpach toont nu het tegendeel aan. “Die 110 gevallen waren slechts een topje van de ijsberg”, zegt Limpach, die na afronding van zijn boek is gaan werken bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). “Het gaat om duizenden gevallen van structureel geweld. Daarmee bedoel ik niet legitiem militair geweld, maar misdaden zoals moord, marteling, brandstichting en plundering”
In zijn boek zijn vele tientallen gevallen van geweld opgenomen die tot nu toe nog niet bekend waren. Zo is er een fototweeluik waarop een executie is te zien van twee Javaanse mannen die in de buurt van Soekaboemi zonder proces werden neergeschoten nadat zij een groep militairen eind december 1948 in een hinderlaag hadden gelokt. De militairen, ongeveer 22 man, wisten zich uit de hinderlaag te redden door de vijandelijke linie te doorbreken en leden daarbij geen verliezen.
Hij noemt zijn studie geen kruistocht tegen Nederlandse militairen die in extreem moeilijk omstandigheden moesten opereren in een guerrilla-oorlog waar de tegenstander ook extreem geweld niet schuwde. Maar hij vindt dat geen vrijbrief voor de eigen ontsporingen. Limpach:
Een van zijn belangrijkste conclusies is dat er een brede coalitie is van daders van het massageweld, van laag tot hoog binnen het militaire apparaat, maar ook bij de gerechtelijke en bestuurlijke bazen. “Gouverneur Van Mook en procureur-generaal Felderhof toonden zich verontwaardigd, maar grepen nauwelijks in, keken weg en legitimeerden daarmee het geweld”.
Hij vertelt dat een militair wel straf kon krijgen voor het inslapen tijdens de wacht, maar dat onderzoek naar marteling of standrechtelijke executies vaak vroegtijdig werd gestaakt. Als er al een schuldige werd aangewezen was dat een militair met een lage rang.
Limpach is tijdens zijn onderzoek vaak geschrokken.
Ondanks zijn grootschalige onderzoek is de onderste steen nog niet boven, denkt hij. Op zolders moet nog meer bewijsmateriaal liggen van gewone militairen en ook in Indonesië zelf zou onderzoek moeten plaats vinden.
Het kabinet Rutte wilde vier jaar geleden geen geld uittrekken voor een groot onderzoek door drie gerenommeerde instanties. Is de Nederlandse regering nu niet verplicht alsnog een onderzoek in te stellen? Limpach: